Vertroostend elixer
Dagbouk RSSVertroostend elixer.
…………..
Alleen voor het water
die heilige bron.
Dat water waarop heel
die eeuwigheid drijft.
Verzameld in zeeën
gekoesterd door zon.
Dat komt en weer gaat
met het tij en toch blijft.
Alleen voor het water
schrijf ik dit gedicht.
Dat onvermoeid vloeibare
levend kristal.
In groen en in helderblauw
onder het licht
als voedende moedermelk
voor dit heelal.
Vertroostend elixer
dat heelt en verzacht.
Dat wast en dat wist
alle sporen van strijd.
Wie heeft er dat wondere
water bedacht
dat regent en zegent en
spoelt door de tijd?
Doosjes van Jantina
Dagbouk RSS Doosjes van Jantina !
Je hebt een doosje vol met spulletjes.
Vol allerhande gekke prulletjes.
Een doosje met een centimeterband.
Een wollen draadje en een stukje kant.
Een medaillonnetje van paarlemoer
en een kartonnetje met vissenvoer.
Het zit vol fijne niemandalletjes.
Vol prutsels-frutsels en gevalletjes.
Een elastiekje en een hazelnoot.
Een kroontjespen en nog een kleurpotlood.
Een wattenstaafje en zowaar een cent.
En bijna niemand weet hoe rijk jij bent.
Je hebt een doosje vol met snuisterijtjes.
Maar ook met zaken als gebroken krijtjes.
Een dobbelsteentje- een verdwaalde naald.
Ook die heb ik er wel eens uitgehaald.
Ik vond tot nu toe alles wat ik zocht.
Omdat ik van jou altijd zoeken mocht
Je hebt een doosje vol met mooie ringetjes.
Vol kraaltjes-knopjes en met van die dingetjes
die je zo tegenwoordig zelden ziet.
Tenminste ik zie ze toch bijna niet.
Je wordt zo af en toe wel eens herkend.
En dan wordt duidelijk hoe lief jij bent.
’t Is onvolledig zo- als ik het hierbij laat.
Je bent zo lief- de allerliefste die bestaat.
Je bent een trommeltje van goede hulp en raad.
Een schatkist van een bodemloos formaat.
Je bent een doosje vol met nooitgedacht.
Tot op de bodem vol met onverwacht.
En dat zijn dingen waar ik blij mee ben.
Zoals met alles wat ik van je ken.
Ik denk dat ik niet uitgekeken raak.
Dat jij verrast- al kijk ik nog zo vaak.
Je bent een rozig roosje- weet je dat?
Tot aan de rand toe vol- van alles wat.
Maar wat ik eigenlijk nog zeggen wou
voordat ik stop- is dat ik van je hou !
Want anders kom ik nooit meer aan het end.
’t Is niet te zeggen lief hoe lief jij bent.
Als hij was gebleven (?)
Dagbouk RSSAls hij was gebleven (?)
……………..
God verbeeldde liefde- warme liefde- voor een deel
in het seksuele – God was heerlijk sensueel.
Hij voorzag de bloempjes van een stamper en een steel
en was overspelig- want hij speelde wel wat veel.
Al zijn zonden schuimden bruisend als een waterval
klaterend en vrolijk en oneindig in getal.
Overvloedig vloeide heel die stroom tot in dit dal
waar het werd vertroebeld door de zedenmeesters gal.
Heel zijn universum leek een kosmische condoom
en zijn eeuwigheid was als een lange natte droom.
Maar de paus en heel de poespas hielden hem in toom.
Dus filosofeerde hij niet langer zonder schroom.
Op een zondagmorgen bij het kraaien van de haan.
Ergens in de vroegte– ergens tussen zon en maan
heeft hij toen zijn beste wandelschoenen aan gedaan
en is er op zijn dooie akkertje vandoor gegaan.
Zalig aan de wandel- met zijn handel in een sloop.
Weg gelopen- voor de farizeeërs op de loop.
Al zijn zeven hemelen zijn in de uitverkoop
en zijn brave dienders liggen op een vrome hoop.
Als hij was gebleven– was hij nu wel aan z’n end.
Was hij gaan geloven aan het Oude Testament.
Had hij alle wetjes netjes uit zijn hoofd gekend.
Was hij nu toch wel een ietwat- duffe oude vent.
…………….
Waar – waar – is dat waar?
Dagbouk RSSWaar- waar- waar is dat waar ?
Voor wie gelooft in het werkelijk ware
is er wel ergens een kring of een schare
kring van kornuiten of schare schavuiten.
Om lekker samen de rijen te sluiten.
Even die enige waarheid ontwaren
en al het onware de oorlog verklaren.
We kelen en slachten en vreten elkaar
Waar- waar- waar is dat waar?
Trouw- trouw- wat is dan trouw?
Is dat zoiets als een streep op je mouw?
Op trouw kan de keizer een wereldrijk bouwen.
Een wereld van hebben- van hakken en houwen.
met haantjes en pauwen die pikken en klauwen.
Een wereld waarin je geen hond kunt vertrouwen
en waar echte trouw wordt verkocht en verraden
waar trouw aan zo iets je gezondheid doet schaden
Wees trouw aan zoiets en dan hang je al gauw.
Trouw – trouw – man wat zeg je me nou ?
Boeken en schriften vol strakke parolen.
Mensen die vluchten voor leven of dood.
Wat zit er achter die frazen verscholen.
Angsten– neuroosjes en noden en nood?
Gifmengers- dwergen en waanzinsprofeten.
Nemen het recht en ze claimen het woord
Zeggen te weten dat zij alleen weten
welke gebeden er worden verhoord.
Wie kan er weten waarop ik mag hopen
Wie kan er weten wat waar is of goed
Ik wil mezelf en m’n lot niet ontlopen
door iets te doen van wat zogenaamd moet.
Lentemelodie
Dagbouk RSSLentmelodie
Lentemelodie voor wie
in de winterse kou is verdwaald
en voor ieder die taalt naar
wat warmte en harmonie.
Soms heb ik verdriet- wie niet
maar nooit om het geld
want ik ben welgesteld
elke dag heb ik weer wat krediet.
Meestal ruim genoeg om weer een hele dag te halen.
Voor de lentezon hoef ik nog steeds niets te betalen.
Alle kleedjes zijn geklopt en ons huis is uitgesopt.
Morgen poot ik een partijtje boerenkool en prei.
Ik word honderdtwee -subiet- ik maak het nog mee
dat ik zevenendertig jaar van m’n AOW geniet.
En jij wordt honderdtien -misschien- als
betovergrootmoeder zul je ons achter achterkleinkind zien.
En die komt ons regelmatig eventjes bezoeken.
En dan maak ik poffertjes of jij bakt pannenkoeken.
Dan eten we daarna ook nog chocoladevla.
Achter achterkleinkind zit er veelbelovend bij.
Als ik dan naar buiten ga- als betovergrootpapa
kijk ik nog een tijdje naar de boerenkool en prei.
Ik ben realist beslist – de vrede is ver en de toekomst
is vaag maar toch blijf ik vandaag ook een optimist.
Want dat is niet altijd in strijd – in strijd met elkaar
of met al het gevaar – of de noem het maar….realiteit.
Mijn realiteit ligt toch vooral in al die zaken
die ik elke dag en nacht van dichtbij mee kan maken.
Zoals de ondergaande zon en jouw mooie nachtjapon
want daarin lig jij er toch zo veelbelovend bij.
En de grote regenton – onuitputtelijke bron
Vol met hemelwater voor de boerenkool en prei.
Zorg dat zij ontdooit.
Dagbouk RSSZorg dat zij ontdooit.
De toekomst ligt in het verschiet
Al grenst zij aan het heden.
Een overkant – een grensgebied
voorzichtig te betreden.
Want daar staan tegen wil en dank
in rijtjes keurig op een plank
de diepgevroren blikjes
van alle jij- en ikjes.
Ik hoop dat je er niet van schrikt
maar alle tijd blijkt ingeblikt.
Van elke vroeg – of later dag
van zaterdag tot zaterdag.
Aanvaard je lot in lijdzaamheid.
Aanvaard die diepgevroren tijd.
Toekomend onvoltooid
en zorg dat zij ontdooit.
Tijden van…
Dagbouk RSSTijden van…
Tijden vol leven en tijden vol lust
Tijden van stilstand en tijden van rust
Als ik mezelf en ook jou dan wat mis
Wil dat dan zeggen dat er niets meer is
Tijden waarin ik wel wist wat ik wou
Tijden waarin jij wel eventjes zou
Wat toch een tijden van mij en van jou
Voel ik wel echt hoeveel ik van je hou
Ga je studeren of neem ik een baan
Doen we nog iets hier of is het gedaan
Zal ik misschien nog een zijweg in slaan
Gaan we weer verder of blijven we staan
Jij die nog altijd de enige bent
Die me tot diep in m’n binnenste kent
Soms zijn we één ook al zijn we dan twee
Allebei eenzaam en niet zo tevree
Tijden van welvaart – van boter op brood
Tijden van whisky – van bier en de goot
Altijd weer tijden zolang als ik leef
Voel ik wel echt hoeveel ik om jou geef
Tijden vol leven en tijden vol lust
Tijden van stilstand en tijden van rust
Als ik mezelf en ook jou dan wat mis
Wil dat niet zeggen dat er niets meer is
Dank U Deo Gratias
Dagbouk RSSDank U Deo Gratias.
Een dikke kikkerkerel zat op een reusachtig plompenblad
wat te rik-kikkeren en voor zich uit te kwaken.
Een mollig kikkerwijfje zat er moddervet en snotter glad te
worre-worren en kwor-kworretjes te slaken.
Het ging zoals dat meestal gaat. Die wat gebeurt gebeuren
laat- die springt er op boven op- ofwel wordt zelf besprongen.
Het werd een natte overdaad. Een overmaat aan vocht en zaad.
Het is al dikwijls tot vervelends toe bezongen.
………………………………………………………………….
Dank U Deo Gratias voor mijn padvinderskompas.
Dank U voor en dank U na. Dank U wel voor Maxima.
…………………………………………………………………..
‘t Werd eind April- soms nog wat kil. De tochtsloot slingerde
zich stil in ruime bochten door de fraaie voorjaarsdreven.
Daar kwam uit louter kikkerdril en met wat warmte en Gods
wil- een heel bijzonder kikkerdikkopje tot leven.
Het had geen weet van paal of perk. Het was niet slim- niet
snel of sterk- het wist ternauwernood van onder of van boven.
Dat het bleef leven was Gods werk. Het was zijn hand vanuit
het zwerk. Is het geen zaligheid om zoiets te geloven?
……………………………………………………………………
Dank U Deo Gratias voor de mollen in het gras.
Dank U voor- en dank U na voor mijn Sanseveria.
……………………………………………………………………
Het groeide op en bleef gezond schoon moord en doodslag
rond-om-rond maar kwam al doende tot steeds duidelijker daden.
Vertrouwend op dat hecht verbond, die afspraak tussen kop en
kont om al wat eetbaar is- vooral niet te versmaden.
Het at- om niet te zeggen- vrat tot het drie centimeter mat.
Niet groter dan zo ongeveer een vingerkootje.
Maar goed voorzien van alles wat het om te leven nodig had.
Een prinselijke kleine kikker in zijn blootje.
……………………………………………………………………
Dank U Deo Gratias voor de knopen aan mijn jas. Dank U
voor en dank U na voor de keukentafella.
……………………………………………………………………
De sloot was eindeloos en koel. De morgen klaar- de avond
zwoel. De lente ging- de zomer kwam en weer wat later was
er dat onbestemd gevoel. Dat vaag verlangen naar een doel.
Een beeld van schaduw- ruimte- licht- en helder water.
De vlucht naar elders was massaal. Een exodus- een oud
verhaal. Een soort van uittocht uit de Kikkerhof van Eeden.
Het werd hem meer dan menigmaal tot op een teentje na fataal.
Hij werd net niet vertrapt en net niet overreden.
…………………………………………………………………….
Dank U Deo Gratias voor ons fraaie dakterras
Dank U voor en dank U na voor die krat Bavaria.
………………………………………………………………………………
De snelweg over- tig keer hip en vanuit stilstand in een wip
over het fietspad- door de berm- langs landerijen.
Een weergaloze egotrip. Een minuscule groene stip
te midden van gewas en vlinders- bloemen- bijen.
En zijne hoogheid- zeer kordaat- kwam waar ik woon- tot in
mijn straat en aangetrokken door mijn exclusieve rozen
zag hij na vorstelijk beraad in zo een tuin geen enkel kwaad
en hij besloot daarom zich even te verpozen.
………………………………………………………………..
Dank U Deo Gratias voor mijn nieuwe nokkenas.
Dank U voor en dank U na. Dank U voor mijn D.N.A
…………………………………………………………………
De lucht was vol van zoete geur. De dag- het uur vol farce
majeur. Geen goed moment om waar dan ook aan te beginnen.
Het had wel wat van willekeur. Ik opende de buitendeur en
ongemerkt glipte die kikkerprins naar binnen.
Zo ging dat ongeveer en toen- wipte dat kleinood in een schoen.
Mijn omgevallen schoen die op hem zat te wachten.
Als men niet weet- wat kan men doen? Ik kreeg helaas geen
visioen. Zette mijn schoenen weg en recht uit mijn gedachten.
………………………………………………………………….
Dank U Deo Gratias. Dank U voor mijn pancreas
Dank U voor en dank U na voor mijn psychofarmica.
………………………………………………………………….
Zijn dood heeft mij met smart vervuld. Mijn ziel in droefenis
gehuld. Heel dit gebeuren voegt dit falen tot een zonde.
De zonde van nalatigheid dat struikelpad van onze tijd.
Van hier tot daar- van Lutjebroek tot Dendermonde.
……………………………………………………………………
Dank U Deo Gratias. Ook al komt het niet te pas- dank U voor
en dank U na- voor mij mondharmonica.
………………………………………………………………
Wadwerderweg
Dagbouk RSSWadwerderweg
‘t Waas ‘n mooie zundagmörn.
Niks gain swoareghaid of zörgen.
Nog gain moeske op de Wadwerderweg.
‘t Was nog vroug – mor al waarm.
Hail aan kaant in de baarm
zat ’n slak zunder hoeske – wat ’n pech!
Hai was hailendaal oet ’t stuur.
Mor hai ging veur ’t oaventuur.
En hai kraabde en hai schraabde zien verstaand.
Nam ’n roam – hail sekuur van ‘n meter in ’t uur
want zien hoeske dochde – waas an aanderkaant.
Mor wel kwam doar om de bocht?
Kiek es aan– dat haar ‘k wel docht.
Dat was Wietse mit zien fietse an de haand.
Van zien zien vaste stek in kroug
haildaal lopendes noar t loug
mit de piepen vol en mit ‘n lekke baand.
Haar dij slak op zien pad
dou zien hoeske nog had
den waas ’t dou waik wel zeker- kepot!
Nou ging ‘t net nog mor goud.
Dat wil zeggen – ain vout –
kneep hom ‘t achterste ìndje aan mot!
‘t Slakje nog nait op stee –
haar in tied gain idee
waas zokzulf nog mor amper gewoar.
Keek nait rechts – keek nait links –
kroop gestoadeg hail slinks
aal mor deur – nait bewust van gevoar.
Wel kwam doar om de bocht?
Here- dat haar ‘k wel docht.
Mit ’n noodgaang – gewoon idioot.
Dat was Jaan – van Tan Jo
in zien ol Deux Cheveau
van het front – veur de daaiern- in nood!
Net geliek doar Jaan gaait –
net geliek doar Jaan staait –
vlaigen koien en peerden deur ’t droat.
Kriegen kikkers ’n schrik.
Valen hounder van ’t rik…
Doun zolt heerns zokzulf van de groat.
Dou hai ‘t slakje vernam
gooide Jaan aal zien gram
en gewicht mit geweld op de rem.
Kwam tot stilstand in dook
stank van rubber en smook
‘t aarme daaier zat net nog nait klem!
(Ie doun der goud aan om te heuren wa ‘k joe zeg…
Kom nooit op zundag op de Wadwerderweg….!)
Dus- Jaan belde mobiel
GGD van Delfziel.
Hurre wat heb ik hier weer ommaans?!
Ligt ‘n daaier hierzood.
Is op staarven noa dood.
Kom vot hier hìn- mit joen ambulaans!
Aaldernoarst waist nait vaan.
Dou joen swaailicht mooi aan.
Moin dokter – aju parreplu!
‘t Aarme daaier krampeert!
Moak hom reannimeerd!
Hier op aan mit joen tatu-tatu !
Geert van de GGD
zee gain joa– zee gain nee.
Belde votdoalk de brandweer van Beem!
Meschain waiten ie ’t aal!
Zo en zo is ‘t gevaal.
Geef ‘t mor deur aan de plietsie van Steem!
Zo kwam boudel aan loop.
‘t Wuir ‘n iezelke soap!
’t Hogelaand ston verstomd en versteld.
Van ’t geluud – van de gaalm.
Van de dampen – de kwaalm.
Van’t lewaai van’t motories geweld.
(Ie doun der goud aan om te heuren wa’k joe zeg…
Kom nooit op zundag op de Wadwerderweg…!)
Nog mor naauw negen uur
en ’n drokte – onnuur!
’n Rebulie – en net geliek woar –
elkenaine bie ‘t Pad
tussen ‘t Raitdaip en ’t Wad
en het Westerwiedwerdermoar!
En aan ‘t ìnd van ‘t verhoal
ston dat aaltmoal aingoal
in ‘n rieg achter Jaan van Taan Jo.
Mor het slakje docht – Schiet
‘k heb‘t vandoag nait aan tied.
Gain belang bie ’n occasionshow!
En hai naaide der oet –
kroop maank roegte en roet
en maank diezel aan raand van slootswaal.
Waas gelukkeg en blied.
Waas verswonnen en kwiet.
‘t Is ‘n knap onbegriepelk gevaal!
Wel kwam dou op’t appèl –
zunder rem – zunder bel?
Berend Beukemoa op zien combine.
Juig heur aal op n bult –
zee potdorie verduld –
‘k haar joe aal mitnaander nait zain.
(Ie doun der goud aan om te heuren wa’k joe zeg…
Kom nooit op zundag op de Wadwerderweg…
Nait doun…!)
’t Gasfebriek
Dagbouk RSS’t Gasfebriek.
Tied…..midden van de joaren zeuventeg.
Ploats….Stad Grunnen – In en rond de gebaauwen aan de Bloemsingel – het terrain van het g.g.g., oftewel…..
Het Gemeentelijk gasbedrijf Groningen– of beter nog– zo as dou in’t
aalgemain zegd wour …..’t Gasfebriek.
Zo ’n noam as van ‘t Gasfebriek, blift n generoatsie laang hangen mor midden joaren zeuventeg wuir doar op‘t gasfebriek onderhand al meer as tien joar gain cokes meer omzet in stadsgas.
Het G.G.G. verzurgde in dij joaren de distributie van ‘t aardgas in Stad Grunnen en ‘t Westerketaaier en dat leverde vortdoalek direkte waarkgelegenhaid aan omtrint honderdviefteg medewaarkers doar ik as kredietbewoaker en dossierörmer aacht joar laang ain van waas.
In dit schrift vroag ik mie oaf – ofdat het noodlot wel ‘n kans kregen haar as de sfeer op’t bedrief beter west waas….
En wordt sfeer nait in hoge moate mit bepoald deur watter zegd wordt en veuraal deur de menaaier zo as dat ‘t zegd wordt ???
Mien vertelster gaait over wat twij waarknemers van de boetendainst doar overkwam. Dat heb ik opschreven noar eer en gewaiten – Zo as ik – mor ook aandern doar tegen aankeken hemmen.
Dat ien aals geval– en vanzulf heb ik de noamen van de hoofdpersonen veraanderd.
……………………………………………………………………………………………….
‘t Gasfebriek.
Hennerk Stuut waas al ‘n dikke twinteg joar bie ’t
gasfebriek. ‘t Waas gain vetpot doar – mor toch….
het ging Hennerk mooi genog.
Of hai ‘t aans begeerde– gaf hai hail gain bliek.
Hennerk haar zog bie ‘t febriek in aal dij joaren
duchteg weerd. Eerst in ‘t grondwaark– dou
sjeveur. Dou as onderholdsmonteur.
Haar hai ‘s oavends noa zien traauwen nog veur
leerd.
Hennerk waas ’n staarke kerel– stelde ain nait
geern teleur. Aaltied rusteg – mainst sums blied.
Aafke wol hom nait groag kwiet.
Kinder wazzen wies mit hom- en hai mit heur !
Zien kollegoa Berend Jonker– waas bie ’t onderhold
de man. Older mor gezond en staark. Rad en
schaarp- verbrand op ‘t waark- mit heur baaid waas
dat ‘n hail ervoaren span.
Bie de bovenboazen– direkteuren– heren van de staf
haren mainsten hail gain wait van voele handen
bloud en zwait. Ging ‘t nait goud din veur de balie
op ’n draf !
As mor even wat nait deugde ging ‘t bie Heren hoog
en leeg. Aaldernoarst wat ging ‘t der heer. Oren
deden die din zeer. Van wat of der aine din te
heuren kreeg.
Op n winterdag broesde dat gas mit groot geweld
deur ‘t net. ‘t Waas gewoon filaine kold. ‘n Beste put
bie ‘t onderhold. Bie ‘t febriek waas der vanzulf gain
vorstverlet !
Mit heur gele Daf van ‘t ain noar ‘t aander
hogedrukstation. Aalbaaid goud mit ‘t waark bekend.
Drok genog- mor alles went. Was gain denken aan
dat wat gebeuren kon (?)
Ales duchteg in de greep- gain problemen– ales goud.
Dou doar in dij boetenwiek. Beste twijspan van ’t febriek
en toch ging der wat der fout kon- aalmoal fout.
Bernard draaide krekt as aander keren sluter eevm dicht.
Niks biezunders– hail gewoon. Filters mozzen ja weer
schoon. Toch verloor hai dou mor zo zien evenwicht.
Zo is ’t dou omtrit wel goan– mit de filters in de weer
Valen– graaien om zok tou- sluter open trokken– dou
waas’t in ainmoal gries mit zoveul atmosfeer.
Denkelk kwam hai nooit in ’t in. Waas hai meschain te
verheerd ? Hennerk ston bie deur en zaag- dat zien
kammeroad der laag’ mor van dou of aan ging ‘t hailndaal
verkeerd.
‘t Was mor even- was ‘t doar binnen graauw en
duuster as bie nacht’. Hennerk kon hoast niks meer zain
mor kreeg zien kammeroad bie bainen. Moar noa stap veur
stap haar Hennerk niks gain kracht.
Niks gain macht meer om te slepen– ook gain
macht meer om te stoan. Brandweerkerels– maskers
veur- vonden heur liggend doar bie deur.
Mor dou waas ‘t der veur aalbaaid laang al wel doan.
‘Mirregs– Berend wuir cremeerd- mirregs – Hinderk
kreeg zien graf. ‘k Ston der bie mit kloet in haals.
Mor ik vuilde mie zo vaals bie ‘t geprummel van dij
Heren van de Staf.
Want ik dochde eem Ie ? Ie hemmen joe toch nooit
wat steurt aan hou of’t hier mout en heurt. Mor
noe holn ie joen fersoun ?
Doar is ‘t nait mit of te doun ! Haar ‘t mor eerder doan –
waas dit din ook gebeurd ?
……………………………………………………………………………….
Waas hin boeten lopen Hennerk noar dij sluter – regelrecht
Doarveur was dat ding der zet. Din haars Berend ook nog red.
Dicht dat ding– de pleures dij der wat van zegt !
Haar dat duvels ding ‘n slinger geven– even biegoan – dicht is dicht.
Klain gedailte van de stad haar din eefkes niks meer had
mor doe zaags die al veur ’t Herenhooggerecht ?
Zaags heur veur die achter toavel – stoense koppen –
proemezoer ?
Pet in haand en op de mat ? Heurdest vroagen– Wat is dat?
Kin je ‘t waark nait doun – is ‘t aalmoal weer te stoer ?
Draaigen mit ontslag of schorsing – degradoatsie en zo meer.
Aal dat toerloze gemekker – ale doagen nog weer gekker. Wat hest docht
miejonge Henderk – ik nait weer ?
‘k Huil mie stil– zo dom- woarom– der zat mie wait ik wat in weeg.
Ik heb’t nooit zegd wat of ik wos. Nooit aine dee wat aigelks mos.
lk haar mien reden dou en nikte neeg en zweeg.
…………………………………………………………………………………………..
Dij baang is wordt nait rekend- Dij zok stil hold krigt gain recht.
Ik heb zwegen dou dij tied. En veul te loat heb ‘k ook wat zegd.
……………………………………………………………………………………………