Ouverture en geen zin in een banaan
Dagbouk RSSOuverture en geen zin in een banaan
Ik wachtte eindeloos en tegen beter weten
op het beloofde land. De rode dageraad.
Volgde het uitgesleten spoor van de profeten
richting verlossing voor het proletariaat.
Ik wou een beetje armslag voor mijn ellenbogen
en driemaal daags een lepel krokodillentraan.
Plus twee dozijn verpleegsters voor mijn eksterogen
en nog een vliegtuig voor mijn start- en landingsbaan.
Ik had geregeld dat ik overal mocht zeuren.
In bed- in bad- op zolder en op de W.C.
Ons huis had meen ik veertien- vijftien binnendeuren.
Waartoe- waarom- waarheen- ik had geen flauw idee.
Mijn lief zat in een wolk van oorverdovend zwijgen
en leek wel vastgevroren aan haar luie stoel.
Ik liet mijn jammerklachten door de schoorsteen stijgen
en liet jaar in jaar uit de boel gewoon de boel.
Ik had geen hoop- geen idealen- of verlangen.
Zo assertief- zo levenslustig en alert
dat ik mijn eigen dooie vlooien niet kon vangen.
Ik voelde me een uitgescheten groene erwt.
De gootsteen was met blinkend zwart- en witte ruitjes.
Het aanrechtblad van grijs- meedogenloos graniet.
Met stapels afwas en een pan beslag vol kluitjes
emmers vol spruitjes en vergieten vol met friet.
In al mijn boeken stond met hoofdletters geschreven
dat je te allen tijde bij je partner blijft
en dat er troost is in een leven na dit leven
terwijl je ondertussen langzaamaan verstijft.
In die geschriften werden voorbeelden gegeven
van dure plicht en onvermijdelijke trouw.
Van hoe je veilig aan elkaar kunt blijven kleven
en dat zulks tot het eind der tijden duren zou.
Rond mijn gemoed de lucht van zweterige sokken.
Chagrijn- cynisme- en een zure atmosfeer.
Mijn hele ziel zat onder puistjes- pukkels- pokken
en voelde pijnlijk- deed gewoon een beetje zeer.
Ik was te pessimistisch om nog wat willen.
Geen trek- geen heel klein beetje zin in een banaan.
Nog te beroerd zelfs om mijn ballen op te tillen.
Een lusteloze- negatieve baviaan.
Een kast vol waarheid in verstofte leren banden.
maar nergens plaats voor een notitie aan de kant.
Een lege blik- twee hulpeloze lege handen.
Een stapeling verdorde wijsheid aan de wand.
Maar nu mag ik mijn ziel en zaligheid bezitten
en die besprenkelen met goed gedistilleerd.
En alle vreugdeloze wijsheid onder spitten
en weer verleren wat ik eerder heb geleerd.