Archief veur september, 2021

Zielenvoogd


Zielenvoogd.

Zelfs toen mijn ziel bevroren was
en nagenoeg verloren was
toen zocht zij uit zichzelf de zon.
Ik wist wel dat mijn ziel dat kon!

Zielsveel- zo heet mijn taaie ziel.       
Geboren voor de eeuwigheid.
Een rad- een tijdloos rollend wiel.
Mijn ziel is mij een zaligheid.

Soms eventjes een A.P.K.
De zwarte gaten op haar pad
van hier tot aan Andromeda
die heeft zij denkelijk gehad.

Maar soms krijgt zij een lekke band.
Dan belt ze naar de sterrenwacht
en staat ze even langs de kant
te midden van die sterrenpracht.

Mijn ziel is niet te zeggen snel.
Soms tig keer sneller dan het licht.
Je ziet haar niet maar misschien wel
heel even met je ogen dicht.

Soms is zij lichtelijk gekreukt.
Dan moet zij worden opgedoft-
wat opgeleukt en uitgedeukt
van voor naar achter afgestoft.

Mijn blijft onder mijn voogdij.
Opdat zij zomaar niet verdroogt
tank ik haar regelmatig bij.
Dat is mijn plicht als zielenvoogd.

Kretologie – kretologen


Kretologie-kretologen

Preek over zedelijk verval.
Vervul de lucht met hoorngeschal.
Steek de trompet en roer de trom
en afvalvaten vallen om
en vuilcontainers klappen knarsend open.

Daar komen kretologen uitgekropen.

Ga verder in dezelfde trant
over dit zo belaagde land.
En wapper met het rood-wit-blauw.
en spreek over oprechte trouw
en open nog wat kelders en riolen.

Daar hebben kretologen zich verscholen.

Preek over criminaliteit
en over werkgelegenheid.
Traditie en Wie Neerlands bloed.
Dat meer dan allergrootste goed
en kretologen kruipen uit hun graven

om weer eens aan de wereld te gaan schaven.

Apel voor zuinigheid met vlijt.
Herstel van de autoriteit.
Kom op voor orde en gezag
en zing het volkslied- groet de vlag.
Bedenk een straf naar middeleeuwse wetten

en kretologen maken korte metten.

Roep luidkeels: “Stel nu paal en perk
pak aan- pak op- en stel te werk!”
“De oorlog aan moreel verval
de bezem door de zwijnenstal!”
“Wat is er van ons normbesef geworden?”

Daar zijn ze: Kretologen- hele horden!

Ze hebben op hun kans gewacht
De Kretologen aan de macht.
Houzee- daar zijn ze metterdaad
met almacht en met prikkeldraad.
Met petten- epauletten- uniformen
en nieuwe- als met bloed doorlopen normen.
………………………………………

Er is geen Satan- geen complot. Er is geen onontkoombaar lot.
Er is geen vagevuur- geen hel
maar kretologen zijn er wel.

En neutronenbommen- kernraketten en granaten
omdat we dat aan kretologen overlaten.

Gevangen in de tijd


Gevangen in de tijd

Het licht is met de duisternis
sinds dag en nacht in strijd.
Vanaf die tijd is al wat is…
gevangen in de tijd.

Gevangen in het uitlaatgas
in dodelijk odeur.
In heimwee naar een tijd die was
vervuld van zoete geur.

Soms stijgen wonderlijk zo snel
als door zichzelf bedacht
mijn dromen uit hun carrousel
en vluchten door de nacht.

Daar zijn ze meer dan een idee-
dan een gedachtentrip.
Ze nemen me een eindje mee
in sprakeloos begrip…

maar zien hoe ik mijn tijd verspil
en snel gaan ze weer heen.
Die steen der wijzen- die ik til
laten ze mij alleen…

en in de morgen komt de zon-
dan ga ik moe en mank.
Verwoord mijn dromen in jargon-
in woorden zonder klank.

Het licht is met de duisternis
sinds dag en nacht in strijd.
Vanaf die tijd is al dat is…
gevangen in de tijd.

Geen rozencavalier


Geen rozencavalier.

Ik was geen Rozencavalier. Het lied dat ik voor Ella schreef- maakte vrijwel direct een einde aan de flirt die ons korte tijd met het hoofd in de wolken hield. We ontmoetten elkaar met regelmaat bij de deur van de muziekschool waar zij pianoles had en ik mijn gitaar teisterde. Als twee overjarige pubers wisselden we onze belevenissen en vermeden we opdringerig oogcontact. We hadden het over muziek- ons beider partners- en over alles wat er toe bij droeg onze ware gevoelens voor onszelf te houden. Maar de laatste keer dat wij daar zo zaten overhandigde ik haar mijn gedicht. Al terwijl ik dat deed voelde ik me een houten harlekijn en het beschermengeltje op mijn schouder nam hikkend van schrik plaats op een tak van de treurwilg in het plantsoentje aan de overkant.

Klingklokjes bel maar. Ella vertel maar-
vertel en ik smelt……..

Over de vlinders en over de kinders
en over iemand die zoekt maar niet vind.
Over het nemen en over het geven
en over waar geven en nemen begint.
Klingklokjes bel maar. Ella vertel maar.
Zeg maar iets over de zon en de wind.

Praten met jou over allerlei dingen….
praten met jou is een beetje als zingen.
Zingen wat wel en wat helemaal niet.
Zingen om zomaar en ook om het lied.
Klingklokjes bel maar. Ella vertel maar.
Ella vertel maar van al wat je ziet.

Over van buiten en over van binnen.
Over relaties en vrienden– vriendinnen.
Van wat je afstoot en van wat je wenkt.
Ella vertel maar van waar je aan denkt.
Klingklokjes bel maar. Ella vertel maar
Praat en vertel maar van wat er je krenkt.

Met je gebaren- streel je mijn snaren.
Hart op je tong en je mond van de rem.
Praat en ik luister- raak als in kluisters.
Als in de ban van je kleurige stem.
Klingklokjes bel maar. Ella vertel maar.
Ella vertel maar van haar en van hem.

Ella nam mijn lied dapper in ontvangst. Thuis beluisterde zij dit vers dat ik in mijn studiootje had vastgelegd op een Hema cassettebandje. De lading van het lied- de teneur- de kleur- hoe zal ik het omschrijven? Alleen in het Gronings bestaat er een woord waarmee je het kunt vatten : “Wìnsteghaid”. Ella kreeg nooit weet van het gedicht dat ik in de nadagen van onze flirt ook nog voor haar zou schrijven.

Geen vuurwerk.

Ik had er zo graag bij de berg aan de voet
van schaduw tot zonlicht jouw liefde ontmoet.
Maar jij was een hinde en ik was een boom
en jou daar te ontmoeten dat was maar een droom.

Ik had er zo graag in een weelderig bos
je voeten gedragen als was ik het mos. 
Als was ik een deken van varens en groen
een bed voor je lijf en een veer aan je schoen.
                      
Ik had er zo graag als onstuimige zee
je duinen bestormd maar ik bleef heel gedwee.
en toonde je niets dan een schuchtere lach
en zei je op veilige afstand gedag.

Er werd niet met vallende sterren gestrooid
en heel misschien ooit- werd uiteindelijk nooit.
Geen vurige vonken van hier naar omhoog.
Geen vuurwerk tot over de bovenste boog.

Ouverture en geen zin in een banaan


Ouverture en geen zin in een banaan

Ik wachtte eindeloos en tegen beter weten
op het beloofde land. De rode dageraad.
Volgde het uitgesleten spoor van de profeten
richting verlossing voor het proletariaat.

Ik wou een beetje armslag voor mijn ellenbogen
en driemaal daags een lepel krokodillentraan.
Plus twee dozijn verpleegsters voor mijn eksterogen
en nog een vliegtuig voor mijn start- en landingsbaan.

Ik had geregeld dat ik overal mocht zeuren.
In bed- in bad- op zolder en op de W.C.
Ons huis had meen ik veertien- vijftien binnendeuren.
Waartoe- waarom- waarheen- ik had geen flauw idee.

Mijn lief zat in een wolk van oorverdovend zwijgen
en leek wel vastgevroren aan haar luie stoel.
Ik liet mijn jammerklachten door de schoorsteen stijgen
en liet jaar in jaar uit de boel gewoon de boel.

Ik had geen hoop- geen idealen- of verlangen.
Zo assertief- zo levenslustig en alert
dat ik mijn eigen dooie vlooien niet kon vangen.
Ik voelde me een uitgescheten groene erwt.

De gootsteen was met blinkend zwart- en witte ruitjes.
Het aanrechtblad van grijs- meedogenloos graniet.
Met stapels afwas en een pan beslag vol kluitjes
emmers vol spruitjes en vergieten vol met friet.

In al mijn boeken stond met hoofdletters geschreven
dat je te allen tijde bij je partner blijft
en dat er troost is in een leven na dit leven
terwijl je ondertussen langzaamaan verstijft.

In die geschriften werden voorbeelden gegeven
van dure plicht en onvermijdelijke trouw.
Van hoe je veilig aan elkaar kunt blijven kleven
en dat zulks tot het eind der tijden duren zou.

Rond mijn gemoed de lucht van zweterige sokken.
Chagrijn- cynisme- en een zure atmosfeer.
Mijn hele ziel zat onder puistjes- pukkels- pokken
en voelde pijnlijk- deed gewoon een beetje zeer.

Ik was te pessimistisch om nog wat willen.
Geen trek- geen heel klein beetje zin in een banaan.
Nog te beroerd zelfs om mijn ballen op te tillen.
Een lusteloze- negatieve baviaan.

Een kast vol waarheid in verstofte leren banden.
maar nergens plaats voor een notitie aan de kant.
Een lege blik- twee hulpeloze lege handen.
Een stapeling verdorde wijsheid aan de wand.

Maar nu mag ik mijn ziel en zaligheid bezitten
en die besprenkelen met goed gedistilleerd.
En alle vreugdeloze wijsheid onder spitten
en weer verleren wat ik eerder heb geleerd.