Archief veur april, 2021

Lief kind


Onze jongste dochter is voor het eerst zwanger. Wat zeg ik? Zij heeft nog hooguit drie weken te gaan!                                                  
Drieëndertig is zij nu en nog maar krap zestien was zij toen ik onderstaand gedicht schreef. Ze puberde toen nog kranig zodat ik het haar nooit heb laten lezen maar nu gebeurt dat dan alsnog. Nog net voordat ons zevende kleinkind het licht zal zien!
 
Lief kind.

Lief kind ik doe mijn best jou niet de les te lezen.
Wil van ons beiden niet per se de wijste wezen.
want zo geweldig lees ik niet.
Mijn wijsheid ging al vaak failliet.
De wereld is er nooit een pietsie van genezen.

Je hebt in elk geval iets van mij in je genen.
Dus mag je best zo af en toe een mening lenen.
Maar als dat jou misschien niet past
dan is zo’n mening maar een last.
Wees dan niet bang voor vaders kromme- lange tenen.

Ik wil je helpen om je richting te bepalen
maar kan niet zorgen dat je nooit eens zult verdwalen.
Het is niet alles wat ik zeg.
Dus zoek gewoon je eigen weg
en als je faalt zal ik dat niet op jou verhalen.

Ik kan je denk ik boekenkasten vol vertellen
in antwoord op de vragen die je nog zult stellen.
Ik zie het een en ander in.
Misschien kom ik nog aan de zin
want dat je daar toch ooit naar vraagt is te voorspellen.

Maar ik weet niet of wie dan ooit wel echt kan weten
waar je de zin van het bestaan aan af kunt meten.
Toch was ik vroeger heel beslist.
Ik heb me kennelijk vergist
en wat ik zeker wist- ben ik al weer vergeten.

Je bent zo vrolijk en zo blij- het is bijzonder
dat jij een dochter bent van deze hypochonder.
Als je geen zin hebt- luister niet.
Dit is per slot een herfstig lied
en jij lief kind bent als een stralend lentewonder.

Oma Frederika


Johanna Frederika van der Lijke Prins.

Het is inmiddels april 2021 en zestig jaren geleden dat ik als zeventienjarige lichtmatroos op de coaster Capri ergens in Zweden- tussen Kramvors en Lulea te horen kreeg dat de moeder van mijn vader was overleden.
Oma Johanna had het gebracht tot de leeftijd van negenentachtig
jaren. Voor mij was- en is zij een liefdevol baken. Van vlak tot mijn derde tot halfweg voorbij mijn zesde levensjaar groeide ik op in haar gastvrije huis aan de Javalaan 2 te Apeldoorn .

Oma Frederika.

Oma ’s mooie kamer blonk van koper en kristal
en er lag een donkerrode loper in de hal.
Een kelder met plavuizen
en een zolder voor de muizen
en ik weet niet hoeveel koffers al met al.

Want daar stond wat zij bewaard had
en haar leven lang vergaard had.
Kisten vol herinneringen.
Allerhande dolle dingen
en zo kreeg ik langzaam weet
van een tijd vol lief en leed
waarin nog hier en daar een postkoets reed.

Daar stond nog opa’s wandelstok.
Daar hing nog opa’s wapenrok
want in die lang vervlogen tijd
zocht grootvader zijn zaligheid
tot aan de rang van kapitein
in dienst van Hare majesteit.
Precies zoals een kapitein moest zijn.

Ik hoefde me niet te vervelen.
Als ik buiten niet kon spelen
had ze boeken vol met plaatjes
en een doos tinnen soldaatjes.
Werd de kamer tegelijk
speelplaats en een wereldrijk
en altijd was er wel die schaal met chocolaatjes.

Ja ze was vaak veel te goed
vol geduld hield ze me zoet.
Maar het was toch ook wel fijn
dat ik bijna alles mocht.
Soms doet het me nog wel pijn
maar het heeft zo moeten zijn
dat ik de speeldoos die ik erfde heb verkocht.

En haar oude lapjeskat
had ze altijd al gehad.
Want die was een jaar of elf.
Dat was ouder dan ik zelf.
Oma -vroeg ik op haar schoot-
Oma wanneer ga je dood.
Ben ik dan misschien een beetje groot.

En al kon ze soms vergeten
of in eensklaps niet meer weten
waar ze iets had neergelegd….
het kwam altijd weer terecht.
En ze schonk de dominee
kokend water zonder thee
en ze wist niet wat ze net nog had gezegd.

En zo heeft ze bij haar leven
van een redelijk pensioen
meestal heel wat weggegeven
want ze was in goeden doen.
En zo leefde ze tevreden
meestentijds in het verleden
in haar goede- oude- jonge tijd van toen.

Oma- je was wijs en waardig
ook al heb je mij verwend.
Je was bovenal rechtvaardig.
Ja zo heb ik jou gekend.
Je was vroom en zeer rechtschapen
en zo ben je ook ontslapen.
Ik weet zeker dat je in de hemel bent.

……………….

Ziezo…het is volbracht


Lang geleden lijkt het me dat ik onze eerste dochter- (Vita) – eenmaal in de week naar de peuterspeelzaal in Veelerveen bracht. De tweede keer in diezelfde week was dan voor Tinie want wij deelden de plichtplegingen zoveel als mogelijk.
Het duurde dan even voordat ik echt bij de les was maar altijd werd ik door de juffen Roelie en Helga opgewacht met begrip en verse koffie en dat bracht mij dan snel tot leven.

Ziezo……het is volbracht.

De dagenraad sluipt binnen.
Als altijd door het raam.
De dag kan weer beginnen
en maandag is de naam.

Ik voel me nog onmachtig.
’t Was gisteren weer feest.
Al vaker ben ik ’s morgens
wel tachtig jaar geweest.

“Hallo” klinkt het dan vrolijk
en blij en enthousiast.
Ik ben wat nat- een beetje.
Ik heb in bed geplast.

Ik mompel en ik grom wat.
Onduidelijk gebrom…
en doe mijn best te zeggen:
“Dat geeft niet schat- ik kom.”

Dan strijk ik door mijn haren
en wrijf mijn stoppelkin. 
Stijg kreunend uit de veren…
geen tijd voor tegenzin.

Ik breng haar de douche toe.
De gang voelt klam en kil.
Een uitgebluste Goeroe…
een kind vol blije wil.

Ze spettert- staat te zingen.
Ik wijd me aan de thee.
De radio braakt nonsens.
Het leven valt niet mee!

De ketel staat te gillen.
De kat miauwt en klaagt.
Dat zou ik ook wel willen.
Ik voel me zwaar belaagd.

Hoe krijg ik met die herrie
mijn zinnen op een rij?
Ik graaf wat in de kasten
op zoek naar haar kledij….

en hoor een stem- mijn eega.
Zij ligt nog wel te bed….
maar toch- in dit soort zaken
is moeders wil wel wet.

Advies over een hesje
dat overal bij past.
Ja zelfs vanuit haar sponde
verschaft ze mij houvast.

Warm- voor de kachel wrijf ik
haar blote lijfje droog.
Ik pak een hemdje- zij houdt
haar armpjes al omhoog.

Nee niet binnenstebuiten.
Nee pap- dat is niet goed.
Dat moet binnenste-binnen.
Dat moet zoals het moet.

En ondertussen ben ik
haar linker schoentje kwijt.
Komaan zeg ik….ontbijten!
Het is de hoogste tijd.

Ze eet twee boterhammen
met kaas en appelstroop.
Ze zegt: “Ik wil geen boter!”
Dan niet- dat is goedkoop!

“Naar schooltje,” zeg ik…”Kom dan!”
“Je jas- je das- je tas!”
Maar als ze aangekleed staat
dan moet ze nog een plas.

Daar gaan we door de regen
en door de westenwind.
Een slaperige vader.
Een opgetogen kind.

Ze tatert over Wiebe en
snatert over Kim.
Ik trap op de pedalen
en ben nog steeds een schim.

“Zal ik jou duwen papa?”
Ze port me in mijn rug.
“Ik zeg: Ja toe maar lieverd!”
”Dan gaat het wel zo vlug.”

En kijk- daar is de speelzaal.
Juf Helga zegt ons dag.
Juf Roelie schenkt me koffie.
Weg is mijn zelfbeklag.

Ik blijf nog even zitten.
Kijk naar die meid van mij.
Ze kan zich goed vermaken
met spelletjes en klei.

Net zat ze hier nog naast me.
Nu wipt ze van haar stoel…
en stort zich op de glijbaan…
gaat op in het gewoel.

En als zij als ik weg ga
nog even naar me lacht
dan roep ik bij mijn thuiskomst:
“Ziezo- het is volbracht!”

Ik heb je lief


Ik heb je lief- heb je lief als het leven.

Schoon is jouw ziel- ongewassen de mijne.
Iedereen heeft zo de hare- de zijne
en ik heb een knorrende- porrende- morrende
ziel.
Jouw hart is groot- het is groter dan groter.
Groter dan grootst- en de liefde devoter.
Was jij een struisvogel- was ik niet meer
dan een kriel.

Was ik nog kleiner dan zou jij misschien
mij helemaal niet of nauwelijks zien.
Dus ben ik blij dat ik ben die ik ben.
Daardoor ken ik jou zoals ik je ken.

Ruim is jouw geest en het is er ook warmer.
Soms wat naïever maar zeker niet armer.
Jouw geest is liever dan die van mij ooit is
geweest.
Groot is de liefde die spreekt uit jouw ogen.
Grijsblauwe spiegels die heel wat gedogen
van om het even wie- maar nog van mij wel
het meest.

Ik ben wat ouder en kouder mijn lief.
Soms is jouw warmte mijn enig gerief.
Jij bent wat beter- completer als mens
en hebt van alles iets wat ik mij wens.

Ooit heb je mij toen van zolder gehaald.
Ik stond als verweesd en een beetje verdwaald
met stof in mijn navel en spinrag tot onder mijn kin.
Jij hebt me zevenmaal omme gedraaid
en heel kordaat met een stofdoek gezwaaid
en God zij dank zag je er kennelijk toch nog wat in.

Vind je dit allemaal wat overdreven?
Stil toch maar- wacht toch maar- luister nog even.
Ik heb dit vers enkel voor jou geschreven
en heb jou lief- heb je lief als het leven.