Archief veur maart, 2021

In de Himalaya


Er is geen onontkoombaar lot
er is geen vagevuur- geen hel.
Er is geen Satan- geen complot.
Neutronenbommen zijn er wel
en er zijn kernraketten- en er zijn
granaten
en er zijn mensen die het aan een
ander overlaten.

Bang- banger en bangst?
Kies liever voor leven van nemen en geven en
niet voor een plaats op de schaal van de angst.

…………………

In de Himalaya

In de Himalaya staat een prachtig weerstation.
Zeer geleerde heren onderzoeken daar de zon.
’t Is niet te geloven maar ze zeggen dat die ooit
langzaamaan zal doven dus je weet het toch
maar nooit.
Hopelijk wordt spoedig iedereen koudbloedig.
Dan is dat gemis aan zon geen wezenlijk verlies.
En tot zolang schik je- en tot zolang slik je
dagelijks een huishoudlepeltje met antivries.

In de Himalaya staat een grote telescoop
al een jaar te staren naar een verre sterrenhoop..
’t Is om te ontdekken wie met meteoren strooit.
’t Zal misschien wel lukken want je weet het toch
maar nooit.
Als het overwegend meteoren regent geeft dat
hier en daar wat schade en wat ongemak.
Als het gaat beginnen ben je veilig binnen
met een stevig trampolientje boven op het dak.

In de Himalaya staat een ladder naar de maan.
Da’s voor als de wereld onder water komt te staan.
’t Zal niet gauw gebeuren maar je weet het toch
maar nooit.
Wetenschappers zeggen dat het aan de polen dooit.
Weet je als dat waar is- dat er geen gevaar is
mits op die ontwikkeling alert wordt ingehaakt.
Het is technisch haalbaar- zondermeer betaalbaar
dat voor iedereen een waterfietsje wordt gemaakt.

In de Himalaya op de allerhoogste top- staat een
groot gebodsbord met alleen het opschrift: Stop!
’t Is om te voorkomen dat met bommen wordt gestrooid.
’t Zal wellicht niet helpen want die borden helpen nooit.
Als ze zijn begonnen met hun megatonnen
zitten wij hier met ons allen danig in het slop.
Waag U niet naar buiten- zelfs niet voor de ruiten.
Steek voor alle zekerheid een parapluutje op.

Al wat er toe doet


Al wat er toe doet                                   
……………………………………………….
Zo lang als het woord zich kan heugen
zo lang voegt het zich in de rij
en kiest het voor waarheid of leugen.
Dat gaat op en neer met het tij.
……………………………………………….
Leugen verlaag mij niet.
Leugen behaag mij niet.
Maak dat ik jou niet uit luiheid verdraag.

Waarheid verstoor mij dan
luister- verhoor mij dan.
Maak dat ik iedere dag naar jou vraag.

Leugen besmet mij niet.
Leugen belet mij niet
dat ik mij enkel aan waarheden waag.

Waarheid bevraag mij dan.
Vraag uit en daag mij dan.
Doe mij de feiten en geef mij de laag.
…………………………………………..
Het woord vond de wil te ontwaken
en zocht naar een lenige tong.
Zo werd ooit het woord tot een baken…
een lied van verlangen dat zong.
……………………………………………..
Leugen verleidt mij niet
kwijt of bevrijdt mij niet
van wat me voorkomt als simpele plicht.

Waarheid verlicht mij dan.
Laat mij doen wat ik kan.
Wijd open ogen die vangen het licht.

Leugen laat af van mij.
Laat mijn geweten vrij.
Ruim genoeg woorden aan leugens verkwist.

Waarheid geloof in mij
de filosoof in mij
wil dat de waarheid geen tel wordt gewist.
……………………………………………………..
En laat mij de woorden dan rijgen
tot ketting van bitter en zoet.
Van horen- van zien en van zwijgen
maar zeggen: Al wat er toe doet.

Gaat vare Jan


1981- Jantina en ik lagen met ons Mini-
miniwoonbootje aan de Oosterhamrikkade en
kregen op een dag der dagen bezoek van twee
pubers op een aftands brommertje. Die knapen
kwamen helemaal van Delfzijl alwaar zij zich op
de plaatselijke zeevaartschool lieten kneden
tot stoere zeevaarders van de vrije- en de wilde vaart.
De gene achterop- bleek zowaar mijn neef Jan te zijn.
Wat we bespraken weet ik niet meer. Wel weet ik dat
het mij ook al weer lang geleden bewoog om wat
herinneringen aan die frivole tijd te deponeren
op onschuldig en smetvrij papier. Helaas niet in het
Gronings dat ik toen nog niet beheerste- maar wel in
sappig en onbehouwen Hollands bargoens. Zowel op
de Caprie als op de Setas was dat de ware tongval en
ook daar heb ik van genoten.
Jan jongen- je wou wel varen– maar het is er
uiteindelijk niet van gekomen maar als troost
voor jou is hier mijn lied.
 
Gaat vare Jan

Gaat vare Jan- ga jij nou maar ’s vare.
Laat al die lui maar stiekem lope mare.
Jij hoort daar doodgewoon nie bij
want jij wil vrij zijn- wees zo vrij
en hou die ongekamde wilde hare.

Gaat vare Jan– ga jij nou maar ’s vare.        
Laat al die lui maar stiekem lope mare.
Stuur maar een kaartje naar die oom
die niet is ingeslape
en niet bij elke jongensdroom
wijsgerig zit te gape.

Gaat varen Jan- ga jij maar lekker vare.
Wat mijn betreft kom nooit niet tot bedare.
Want van bedare ga je dood.
Beland je op een rondvaartboot.
Zit je weer tussen al die halve gare.

Gaat varen Jan – ga jij maar lekker vare.
Wat mij betreft kom nooit niet tot bedare
Bevaar de grote zoute plas.
Bevaar de zeve zeeje.
Ik weet verdomd nog hoe het was
al is het lang geleeje.

Gaat vare Jan – wanneer ga je nou vare?
Kies jij maar voor de eindeloze bare
en niet voor asfalt en beton
maar voor de wind – het zout – de zon
en meer van wat je zo niet ken verklare.

Gaat varen Jan – wanneer ga je nou vare?
Kies jij maar voor die eindeloze bare.
Kom tussendoor nog maar es an
wanneer je loopt te dwale.
Ik luister en ik ben je man
voor sappige verhale.

Gaat vare Jan – Jij gaat maar effe vare.
Gaat vare en verlicht je jonge jare.
Weg van dit zwaar bedijkte land
en al die zware zakke zand.
Hier wordt een vent maar zwaar van de
bezware.

Gaat vare Jan – jij gaat maar effe vare.
Gaat vare en verlicht je jonge jare.
De tijd staat geen seconde stil.
Ik zou nou maar ’s renne.
Ga jij maar vare as je wil
en leer je eige kenne.

Gaat vare Jan- wanneer ga je nou vare?
Kies jij maar voor die eindeloze bare.
En niet voor asfalt en beton
maar voor de wind- het zout- de zon
en meer van wat je zo niet ken verklare

Gaat vare Jan – ga jij maar effe vare.
gaat vare en verlicht je jonge jare.
Weg van dit zwaar bedijkte land
en al die zware zakken zand.
Hier wordt een vent maar zwaar va de
bezware.
Ga vare Jan- wanneer ga je nou vare?

Proost alsnog!        

Voor Jantina Helena…


Ben je als de lente- dan ben ik een jonge boom.
Ben je als een bootje- ben ik als de overtoom.
Ben je als sneeuwwitje- dan ben ik als zeven dwergen.
Ben je als een helder beekje – ben ik als de bergen.

Ben je als een liedje- ben ik als jouw troubadour.
Ben je als een walsje- ben ik als de houten vloer.
Ben je als de maan- dan ben je mooi maar wel wat ver.
Ben je als de sterren- ben je stralend her en der.

Ben je als de zonnewarmte- waar ik zo van hou…
Ben je als de zomer – dan verjaag je al m’n kou.
Ben je als een eendje – dan ben ik het eendenkroos.
Ben je als een dekseltje – dan ben ik als een doos

Ben je als een wolkje – dan kleur ik de randjes goud.
Ben je heel erg jong – dan ben ik soms een beetje oud.
Ben je als oktober- kleur ik voor jou in de tuin.
Treur ik voor je in de kleuren tussen geel en bruin.

Ben je als een torentje – dan ben ik als de haan.
Ben je als een vijvertje – ben ik een witte zwaan.
Ben je als een spelletje – dan ben ik als een kind.
Ben je als een wimpeltje – dan ben ik als de wind.
                            ……….
Ben je als het zachte zand – dan ben ik als de vloed.
Ben je als zoals je bent – dan ben je altijd goed.

Ode aan de kunst


Ode aan de kunst
          

Hij gaat op wieken van de geest
en komt waar niemand is geweest.
Bezoekt geheimen- zoekt zijn ziel.
Reist op een tijdloos rollend wiel
naar lichtjes in de duisternis
om neer te schrijven hoe dat is.
Hij is een dichter- een poëet
al is er niemand die dat weet.

Hij gaat op wieken van de geest.
en komt waar niemand is geweest.

Zij danst en danst- is danseres
en geeft de laatste vlinders les.
Voor haar is er de zwaan bedacht
de bodem en de zwaartekracht
en dat is goed want anders zou
zij opgaan in het hemelsblauw.
Maar nu kan dat gelukkig niet
al is er niemand die haar ziet….

zij danst en danst- is danseres
en geeft de laatste vlinders les.

Hij zingt en speelt- die grijze bard.
Die oude- met zijn jongenshart.
Voor hem nog jaren- en voor hem
tabak voor zijn doorleefde stem
en drank voor dronkenmansverdriet
een leven voor het levenslied
en snaren voor zijn slotakkoord.
Al is er niemand die hem hoort….

hij zingt en speelt- die grijze bard.
Die oude met zijn jongenshart.

Zij tovert-  leent het late licht
een avond en een vergezicht
en schildert een zonsondergang.
Nog honderdduizend dagen lang
schijnt er die transparante maan
en zal die zon krap onder gaan.
Illusie- linnen- houten raam
een lijst- een onbekende naam.

Zij tovert- leent het late licht
een avond en een vergezicht.

Vanwaar de bergen en de wind
de regen en het wonderkind
dat beelden maakt en ons voorziet
van vorm uit vormeloos graniet?
Voor hem de eeuwigheid- voor ons
zijn erfenis in steen of brons.
Vandaar die beeldend tovenaar
alleen maar doodgewoon vandaar.    

Vandaar de bergen en de wind
de regen en dat wonderkind.