Archief veur februari, 2021

Westenwind


De zon – de maan – de sterren en
de baan van de planeten….
Wanneer ik voor de poort zal staan
wat kom ik dan te weten ?

Is het dan over en gedaan?
Zal ik mijzelf vergeten?
Schenk dan de adem van dit kind

liefst aan de westenwind.
……………………………………….

Westenwind                               

Ik zal donderwolken dragen.
Rammelen aan alle ruiten.
Constant naar het oosten jagen
Ik zal rond de schoorsteen fluiten. 

In November zal ik komen
en met vlag en wimpel spelen.
Pluk het blad van alle bomen
en zal door je haren strelen

Wil je mij dan laten weten wat je daar
van vindt?
Ik schenk mijn laatste adem aan de
westenwind.


Ik zal rond de wereld waaien.
Ik zal smijten met de deuren.
Molenwieken laten draaien.
Water langs de dijken sleuren.

Ik zal door de duinen stuiven.
Ik zal met de windhaan spelen
en het riet zal naar jou wuiven
en ik zal jouw handen strelen.

Wil je mij dan zeggen wat je daar
van vindt?
Ik schenk mijn laatste adem aan
westenwind.

Ik zal blazen razen- tieren.
Zal de zeilen laten bollen
of heel stil de stilte vieren.
Zal de golven laten rollen.

Ik zal door de velden vegen.
Zal met wasgoed willen spelen.
Heb me mee of heb me tegen.
Ik zal langs je wangen strelen.

Wil je mij dan laten weten
wat je daar van vindt?
Ik schenk mijn laatste adem aan
de westenwind.

Door de polder zal ik ragen
En ik laat de weerhaan wielen.
Kraaien van de toren vagen.
Wat mij stuit zal ik vernielen.

Maar toch liever zal ik zingen
en van jou en mij verhalen.
Jouw en mijn herinneringen
die ik voor je zal vertalen

in het bruisen- in het ruisen
van de westenwind.
Zul je mij dan laten weten
wat je daar van vindt?

Genesis


Genesis

Op mijn regelmatige verzuchting van:
“Hoe heeft dit alles toch zo ver kunnen komen”-
dacht ik bij de Heer Wittgenstein een antwoord
te zullen vinden en ik las……
Die Welt ist die Summe aller Tatsachen.
Ik dacht hier dagen lang over na en kwam toen tot
een wat magere conclusie.

Samengevat: De wereld is de som van alle feiten
sprak Ludwig- Josef- Johann Wittgenstein.
Ik zeg: Dat geiten keuteldropjes schijten-
ligt voor de hand- en op dezelfde lijn.
(Maar ik blijf proberen om de wereld te doorgronden.)

………………………………………………………………………….

God woonde in een slot met bruggen en kantelen.
Een hoge torenspits van zuiver klatergoud.
Een plaats om zich in rust en stilte te vervelen.
De tijd stond stil- toch werd hij onwaarschijnlijk oud.

De maalstroom had haar eigen oorsprong diepgevroren.
De geest lag in zichzelf gevangen- als gestold.
De eeuwigheid lag stil- oneindig ongeboren
en toch tot oeverloze einders uitgerold.

Het Niets en Niemendal lag vorstvrij opgeslagen.
Gezekerd- waardevast- en vacuüm verpakt.
Dit al met al leek één– gereed- en als voldragen. 
Ondeelbaar en volmaakt- volkomen en intact. 

Maar toen hij eindelijk na lang was uitgeslapen
schiep hij het allereerst het maanlicht voor de nacht.                         
En kort daarna heeft hij het morgenrood geschapen                                          
en weer wat later nog het avondrood bedacht.                                           

En een gestage stroom aan magische gedachten
zocht zich een weg vanuit zijn heerlijk hemelbed.                            
Naar wat al sinds een eeuwigheid had moeten wachten
op vorm en klank en kleur- ballet en alfabet.

Hij vroeg zich daarbij af – waarom het hem dan stoorde
dat er in zijn nabijheid niemand ooit iets zei.
En hoe het kwam dat hij nooit iemand zag of hoorde
en daarom lichtte hij zichzelf voorzichtig bij.

Niet meer van zins om nog een eerste mens te maken
kreeg hij die droom waarin hij droomde dat hij sliep.
Een droom waarin hij droomde zonder te ontwaken
dat hij de hele Sante-Sode-Rimram schiep.

Zodoende zijn wij hier tenslotte dan gekomen
Te Werkendam- en Beesd- te Goor- en Nijverdal.
Rondom een Hof van Heden – vol van zoete dromen.
Het is hier druk geworden na de zondeval.

Dank u Deo Gratias


Dank U Deo Gratias

Een dikke kikkerkerel zat
op een reusachtig plompenblad
wat te rik-kikkeren en voor zich uit te kwaken.
Een mollig kikkerwijfje zat
er moddervet en snotter glad
te worre-worren en kwor-kworretjes te slaken.

Het ging zoals dat meestal gaat.
Die wat gebeurt- gebeuren laat
die springt er op boven op- ofwel wordt zelf besprongen.
Het werd een natte overdaad.
Een overmaat aan vocht en zaad.
Het is al dikwijls tot vervelends toe bezongen.

Dank U Deo Gratias
voor mijn padvinderskompas.
Dank U voor en dank U na.
Dank U wel voor Maxima.

‘t Werd eind April- soms nog wat kil.
De tochtsloot slingerde zich stil
in ruime bochten door de stille voorjaarsdreven.
Daar kwam uit louter kikkerdril
en met wat warmte en Gods wil
een heel bijzonder kikkerdikkopje tot leven.

Het had geen weet van paal of perk
Het was niet slim- niet snel of sterk
het wist ternauwernood van onder of van boven.
Dat het bleef leven was Gods werk.
Het was zijn hand vanuit het zwerk.
Is het geen zaligheid om zoiets te geloven?  

Dank U Deo Gratias
voor de mollen in het gras.
Dank U voor- en dank U na
voor mijn Sanseveria. 

Het groeide op en bleef gezond
schoon moord en doodslag  rond-om-rond
Maar kwam al doende tot steeds duidelijker daden.
Vertrouwend op dat hecht verbond
die afspraak tussen kop en kont
om al wat eetbaar is- vooral niet te versmaden.

Het at- om niet te zeggen- vrat
tot het drie centimeter mat.
Niet groter dan zo ongeveer een vingerkootje.
Maar goed voorzien van alles wat
het om te leven nodig had.
Een prinselijke kleine kikker in zijn blootje.

Dank U Deo Gratias
Voor de knopen aan mijn jas.
Dank U voor en dank U na
voor de keukentafella.

De sloot was eindeloos en koel.
De morgen klaar- de avond zwoel.
De lente ging- de zomer kwam  en weer wat later…
was er dat onbestemd gevoel.
Dat vaag verlangen naar een doel.
Een beeld van schaduw- ruimte- licht en helder water.

De vlucht naar elders was massaal.
Een exodus- een oud verhaal.
Een soort van uittocht uit de kikkerhof van Eeden.
Het werd hem meer dan menigmaal
tot op een teentje na fataal.
Hij werd net niet vertrapt en net niet overreden.

Dank U Deo Gratias
voor ons fraaie dakterras
Dank U voor en dank U na
voor die krat Bavaria.

De snelweg over- tig keer hip
en vanuit stilstand in een wip
over het fietspad- door de berm- langs landerijen.
Een weergaloze egotrip.
Een minuscule groene stip
te midden van gewas en vlinders- bloemen – bijen.

En zijne hoogheid- zeer kordaat
kwam waar ik woon- tot in mijn straat
en aangetrokken door mijn exclusieve rozen
zag hij na vorstelijk beraad
in zo een tuin geen enkel kwaad
en hij besloot daarom zich even te verpozen.

Dank U Deo Gratias
voor mijn nieuwe nokkenas.
Dank U voor en dank U na.
Dank U voor mijn D.N.A

De lucht was vol van zoete geur.
De dag- het uur vol farce majeur.
Geen goed moment om waar dan ook aan te beginnen.
Het had wel wat van willekeur.
Ik opende de buitendeur
en ongemerkt glipte die kikkerprins naar binnen.

Zo ging dat ongeveer en toen……..
wipte dat kleinood in een schoen.
Mijn omgevallen schoen die op hem zat te wachten.
Als men niet weet- wat kan men doen? 
Ik kreeg helaas geen visioen.
Zette mijn schoenen weg en recht uit mijn gedachten.

Dank U Deo Gratias.
Dank U voor mijn pancreas
Dank U voor en dank U na
voor mijn psychofarmica. 

Zijn dood heeft mij met smart vervuld.
Mijn ziel in droefenis gehuld.
Heel dit gebeuren voegt zo’n falen tot een zonde.
De zonde van nalatigheid.
dat struikelpad van onze tijd.
Van hier tot daar- van Lutjebroek tot Dendermonde.

Dank U Deo Gratias.
Ook al komt het niet te pas
dank U voor en dank U na
voor mij mondharmonica.

Vijf Stadia


1
Op het plein staat de duvel te wuiven
en zijn satertjes lopen te gnuiven.
Want hij ruilt daar de vrede voor bruutheid en kracht
en het recht en de rede voor misbruik van macht
en hij gooit er met stront naar de duiven.
Op het plein staat de duvel te wuiven.
2   
Op de hoek staat de duvel te poken
en vertelt hoe je vuurtje kunt stoken.
Tja- de wet blijft natuurlijk nog even de wet
en de mazen bepalen voorlopig het net.
Maar toch zie ik het hier en daar roken.
Op het plein staat de duvel te poken.
3   
Aan mijn deur staat de duvel te rellen.
en alvast zijn succes te voorspellen
En dat hij van plan is de dames en heren
voorgoed te bekeren tot apen en beren.
Dat het tijd wordt om koppen te snellen.
Aan mijn deur staat de duvel te rellen.
4    
Op mijn stoel zit de duvel te meuren.
Met mijn zalige whisky te leuren.
En al zijn prolurken die slijpen de messen
en schijten de pot vol- ontkurken mijn flessen
en doen er mijn vaandels besmeuren
In mijn stoel zit de duvel te meuren.
5   
Op mij graf staat de duvel te dansen
en hij pist op mijn bloemen en kransen.
Dan schrijft hij zijn tekst op een maagdelijk lint.
Hier rust mijn armzalige- talige vrind.
Hij verspeelde- verprutste  zijn kansen.

Op mijn graf staat de duvel te dansen.